(scroll down for English)
DINGE AN SICH (NL)
Wim Waelput
Woorden zijn lege recipiënten die worden opgeladen met betekenis. Ze doen dienst als boodschapper. Op zichzelf dragen ze geen waarde. Ze zijn slechts bruikbaar wanneer de auteur een idee of boodschap wil overbrengen en zijn gebonden aan regels en een strikt afsprakenkader. Ze worden gewikt en gewogen om zaken helder en logisch te formuleren, voortgestuwd door een gedachtegang. Woordenschat en grammatica zijn daarbij niet de enige middelen – we begrijpen taal, waar ook het teken deel van uitmaakt, als een integraal systeem dat ons in staat stelt een boodschap over te brengen, te communiceren. Het werk van Paul Casaer kan volgens een soortgelijke talige logica begrepen worden, waarbij de betekenis ontstaat door de wisselwerking tussen het object en de losse elementen waaruit het werk opgebouwd is – tekens, zo je wil –, hun onderlinge relatie en de wijze waarop ze overkomen op receptief niveau. Het is een semiotisch proces dat steunt op een continue wisselwerking tussen het object en de kennis die zich daarover vormt. Soms ondervinden we echter de beperkingen van de talige mogelijkheden en begrijpen we dat we sommige zaken niet “onder woorden” kunnen brengen, dat er een gebied bestaat dat voorbijgaat aan ons uitdrukkingsvermogen. Binnen dat complexe spanningsveld ontwikkelt Casaer zijn kunst. Hij creëert voor zichzelf een ruimte waarbinnen zijn werk, dat geen eenduidige lezing verdraagt, zijn volledige betekenis krijgt in de wijze waarop het tot stand komt, maar evengoed hoe het aan de toeschouwer verschijnt.
De sculpturen en ruimtelijke installaties van Casaer zijn het resultaat van een intuïtieve, maar gedecideerde werkwijze, waarbij individueel geselecteerde fragmenten en objecten op strikt non-hiërarchische wijze worden samengebracht. Ze vormen de neerslag van zijn indrukken van de tastbare werkelijkheid rondom hem. De kunstenaar kiest voor herkenbare, gewone voorwerpen en zet ze in als elementen van een groter geheel. Bij de keuze van de objecten wordt voorbijgegaan aan hun representatieve karakter. De voorkeur gaat uit naar vormen die een symbolische resonantie hebben: pauwenveren, beeld- en informatiedragers, mallen en touwen, bellen, draagstructuren, barrières enz. Het zijn elementen die een verbeeldingswereld evoceren die de intrinsieke waarde van het object overstijgen. Door die elementen in een bredere artistieke context in te schrijven, ontstaat een complex spel, waarbij de bestaande betekenis wordt geneutraliseerd ten bate van de vorming van een nieuwe. Het is net deze manier van samenbrengen die de kern vormt van Casaers artistieke werkzaamheid: de conceptuele uitgangspunten en het artistieke maakproces vormen een eenheid, ze zijn aan elkaar vastgegroeid.
Het werk van Casaer, dat uitdrukking vindt in een gereduceerde en esthetische beeldtaal en schippert tussen koele zakelijkheid en subjectieve geladenheid, krijgt expliciet gestalte in de beslotenheid van het atelier. Het creatieproces is een zeer minutieuze en geduldige combinatie van selectie, toevoeging en weglating, waarbij gesculpteerde elementen en geïsoleerde fragmenten op een onverwachte manier worden samengebracht. Strakke en rigide typologieën gaan een confrontatie aan met amorfe en speelse vormen. Casaers sterke interesse voor de fysieke eigenschappen van materialen valt op, zowel hun feitelijke karakter als hun stoffelijke kwaliteiten. Vergankelijke objecten worden hertaald naar nieuwe, solide materiële verschijningsvormen. Beeldhouwkunstige principes worden daarbij breed geformuleerd, aangezien in de creatie ook ruimte is voor processen die aan de controle van de kunstenaar ontsnappen, zoals slijtage, verval, erosie of degeneratie. De kunstenaar legt objecten of sculpturale fragmenten even opzij, laat ze rondslingeren in het atelier en zet ze op een later tijdstip in. Of hij bewaart ze in de openlucht, waar ze onderhevig zijn aan de invloed van wind en regen. Soms illustreren beeldfragmenten hun autonome karakter ten volle, net zoals begrijpbare klankeenheden, maar evengoed manifesteren ze zich als lettergrepen die op zichzelf zonder betekenis zijn, bijkomende context behoeven en verder dienen te worden gecomplementeerd. Zowel deze afzonderlijke fragmenten van het werk als hun groter geheel, de assemblages en de ruimtelijke installaties die eruit voortvloeien, getuigen van de geestdriftige behoefte van de kunstenaar tot transformatie. Ieder detail is het resultaat van een nadrukkelijke sculpturale denkwijze die zich continu blijft ontwikkelen, tot het werk definitief gestalte krijgt in de tentoonstellingsruimte. In het maakproces herkennen we een ontologisch spel waarin het betekenisniveau van de objecten continu verschuift. De werkplaats functioneert daarbij als een denkruimte, een unieke tijdruimtelijke context waarbinnen vormen worden gearticuleerd in relatie tot elkaar en de omgeving.
De kunstenaar koestert het isolement en de ontwikkelingsgang in zijn atelier, dat een cruciale schakel vormt in zijn artistieke praktijk. Het atelier is dé plek waar objecten, fragmenten en beeldcomponenten samensmelten tot sculpturen, waarna ze worden gekneed tot ensembles en in nieuwe constellaties worden samengebracht. Het werk krijgt zo betekenis binnen verschillende chronologische kaders: tijdens een langdurig proces van selectie en uitpuren, maar evengoed in de plotse ontdekking of in de kortstondige geste. Casaer zoekt nadrukkelijk de wisselwerking tussen sculptuur en ruimte op. De verhouding tussen het object zelf en zijn intrinsieke waarde, het onderlinge verband tussen de objecten, hun ruimtelijke verschijning en hun narratieve potentieel worden daarbij verder verkend. Om het intieme en authentieke karakter van het maakproces te vrijwaren zodra het werk naar de presentatieruimte verhuist en zich aan het publiek onthult, worden in het atelier verschillende ruimtelijke scenario’s beproefd. De installaties ontwikkelen zich zo verder tot een precies, goed afgewogen coherent geheel, dat in de tentoonstellingszalen expliciet zijn plaats opeist en de ruimtelijke karakteristieken ten volle benut. Daarop kan zich een narratief spel ontwikkelen, waarvan de toeschouwer deelgenoot wordt, en kunnen zich in deze door de kunstenaar meticuleus uitgestippelde scenografie nieuwe verbanden ontvouwen. In deze finale fase van receptie introduceert elke nieuwe lezing van het werk een potentieel nieuwe betekenis.
De beelden van Casaer spreken aan door hun herkenbaarheid en grote toegankelijkheid, maar ook door de wijze waarop ze bij een grondigere lezing het onderscheidingsvermogen van de toeschouwer lijken uit te dagen, doordat ze door hun materiële verschijning uitdrukking geven aan een complexe en deels onbevattelijke werkelijkheid, en een transcendente beleving toelaten. De werken suggereren een gebied dat voorbijgaat aan ons uitdrukkingsvermogen en proberen invulling te geven aan nieuwe verbanden tussen beeld en betekenis, waarbij de schijnbare referentie aan de werkelijkheid een metafysische dimensie niet kan verhullen. Paul Casaer stelt ons een beeldende tussenzone voor, waar allerlei boeiende tegenstellingen ontstaan en die zich situeert op de wankele grens tussen objectieve weergave en poëtische vorm.
DINGE AN SICH (EN)
Wim Waelput
Words are empty receptacles that are charged with meaning. They serve as messengers. In themselves, they bear no value. They are only useful when an author wants to convey an idea or message, and they are bound by rules and a strict framework of understanding. They are weighed carefully in order for the author to formulate things clearly and logically, driven by a line of reasoning. Vocabulary and grammar are not the only means at play – we understand language, which includes signs, to be an integral system that enables us to convey a message, to communicate. Paul Casaer’s work can be understood according to a similar linguistic logic, whereby meaning arises from the interaction between the object and the separate elements a work is composed of – its signs, if you like – from their mutual relationship and the way in which they come across, receptively speaking. It is a semiotic process that relies on a continuous interaction between the object and the knowledge that is formed around it. Sometimes, however, we experience the limitations of linguistic possibilities, realising that some things cannot be “put into words”, that there is a realm beyond our expressive abilities. This is the complex area of tension in which Casaer develops his art. He creates a space for himself within which his work, which does not tolerate any univocal interpretation, acquires its full meaning by the way it is created, and by the way it appears to the viewer.
Casaer’s sculptures and spatial installations are the result of an intuitive yet resolute practice, in which individually selected fragments and objects are brought together in a strictly non-hierarchical manner. They are the reflection of his impressions of the tangible reality around him. The artist opts for recognisable, ordinary objects, using them as elements of a larger whole. When choosing the objects, their representative character is ignored. Preference is given to forms with symbolic resonance: peacock feathers, image and information mediums, moulds and ropes, bells, support structures, barriers, etc. These are elements that conjure up imaginative realms beyond the intrinsic value of the object. By placing the elements in a broader artistic context, a complex game is created in which the existing meaning is neutralised in place of a new one. It is this very way of bringing things together that makes up the core of Casaer’s artistic practice: the conceptual starting points and the artistic production process form a unity; they have grown together.
The work of Casaer, which finds expression in a reduced and aesthetic visual language, and steers between cool objectivity and subjective intensity, is given shape explicitly in the privacy of the studio. The creative process is a meticulous and patient combination of selection, addition and omission, in which sculpted elements and isolated fragments are brought together in an unexpected way. Tight and rigid typologies are faced with amorphous and playful forms. Casaer’s keen interest in the physical properties of materials catches the eye, both in their actual character and their material qualities. Transient objects are translated into new, solid material manifestations. Sculptural principles are understood in a rather broad sense, as there is also room for processes that are beyond the artist’s control, such as wear and tear, decay, erosion, and degeneration. The artist puts objects or sculptural fragments aside, leaving them lying about in the studio for later use. Or he leaves them in the open air, where they are subject to the elements. Sometimes image fragments illustrate their autonomous character fully as understandable sound units, at other times they manifest themselves as meaningless syllables that need additional context and are yet to be completed. Both the individual fragments of the work and the larger whole – the assemblages and resulting spatial installations – bear witness to the artist’s passionate need for transformation. Every detail is the result of an expressly sculptural way of thinking that keeps developing until the work finds its final shape in the exhibition space. The creative process appears to be an ontological game in which the meaning of the objects is constantly shifting. The studio is a space for thinking, a unique spatio-temporal context in which forms are articulated in relation to each other and their surroundings.
The artist cherishes the isolation and evolution of his studio, which forms a vital link in his artistic practice. The studio is the place where objects, fragments and image components melt together into sculptures, after which they are moulded into ensembles and brought together in new constellations. The work thus acquires meaning within various chronological frameworks: a long process of selection and distillation, sudden discoveries and ephemeral gestures. Casaer expressly seeks out the interaction between sculpture and space, exploring the relationship between the object itself and its intrinsic value, the mutual relationship between the objects, their spatial appearance, and narrative potential. In order to protect the intimate and authentic character of the creative process once the work has been moved to the exhibition space and revealed to the public, various spatial scenarios are tested in the studio. In this way, the installations develop into precise, well-balanced and coherent wholes that explicitly claim their place in the exhibition room, making full use of its spatial characteristics. Then, a narrative game develops in which the spectator takes part, and new relationships unfold in the meticulously planned scenography. In the final phase, that of the work’s reception, each new reading of the work introduces a potentially new meaning.
Casaer’s images appeal to us for their recognisability and accessibility, but also for the way in which they seem to challenge the spectator’s power of discernment, because their material appearance expresses a complex and partly incomprehensible reality and allows for a transcendental experience. The works suggest a realm beyond our expressive abilities and try to give substance to new links between image and meaning, the apparent reference to reality being unable to conceal a metaphysical dimension. Paul Casaer presents us with a visual interzone, where all sorts of fascinating contrasts arise, and which is situated on the precarious boundary between objective representation and poetic form.
DINGE AN SICH (NL)
Wim Waelput
Woorden zijn lege recipiënten die worden opgeladen met betekenis. Ze doen dienst als boodschapper. Op zichzelf dragen ze geen waarde. Ze zijn slechts bruikbaar wanneer de auteur een idee of boodschap wil overbrengen en zijn gebonden aan regels en een strikt afsprakenkader. Ze worden gewikt en gewogen om zaken helder en logisch te formuleren, voortgestuwd door een gedachtegang. Woordenschat en grammatica zijn daarbij niet de enige middelen – we begrijpen taal, waar ook het teken deel van uitmaakt, als een integraal systeem dat ons in staat stelt een boodschap over te brengen, te communiceren. Het werk van Paul Casaer kan volgens een soortgelijke talige logica begrepen worden, waarbij de betekenis ontstaat door de wisselwerking tussen het object en de losse elementen waaruit het werk opgebouwd is – tekens, zo je wil –, hun onderlinge relatie en de wijze waarop ze overkomen op receptief niveau. Het is een semiotisch proces dat steunt op een continue wisselwerking tussen het object en de kennis die zich daarover vormt. Soms ondervinden we echter de beperkingen van de talige mogelijkheden en begrijpen we dat we sommige zaken niet “onder woorden” kunnen brengen, dat er een gebied bestaat dat voorbijgaat aan ons uitdrukkingsvermogen. Binnen dat complexe spanningsveld ontwikkelt Casaer zijn kunst. Hij creëert voor zichzelf een ruimte waarbinnen zijn werk, dat geen eenduidige lezing verdraagt, zijn volledige betekenis krijgt in de wijze waarop het tot stand komt, maar evengoed hoe het aan de toeschouwer verschijnt.
De sculpturen en ruimtelijke installaties van Casaer zijn het resultaat van een intuïtieve, maar gedecideerde werkwijze, waarbij individueel geselecteerde fragmenten en objecten op strikt non-hiërarchische wijze worden samengebracht. Ze vormen de neerslag van zijn indrukken van de tastbare werkelijkheid rondom hem. De kunstenaar kiest voor herkenbare, gewone voorwerpen en zet ze in als elementen van een groter geheel. Bij de keuze van de objecten wordt voorbijgegaan aan hun representatieve karakter. De voorkeur gaat uit naar vormen die een symbolische resonantie hebben: pauwenveren, beeld- en informatiedragers, mallen en touwen, bellen, draagstructuren, barrières enz. Het zijn elementen die een verbeeldingswereld evoceren die de intrinsieke waarde van het object overstijgen. Door die elementen in een bredere artistieke context in te schrijven, ontstaat een complex spel, waarbij de bestaande betekenis wordt geneutraliseerd ten bate van de vorming van een nieuwe. Het is net deze manier van samenbrengen die de kern vormt van Casaers artistieke werkzaamheid: de conceptuele uitgangspunten en het artistieke maakproces vormen een eenheid, ze zijn aan elkaar vastgegroeid.
Het werk van Casaer, dat uitdrukking vindt in een gereduceerde en esthetische beeldtaal en schippert tussen koele zakelijkheid en subjectieve geladenheid, krijgt expliciet gestalte in de beslotenheid van het atelier. Het creatieproces is een zeer minutieuze en geduldige combinatie van selectie, toevoeging en weglating, waarbij gesculpteerde elementen en geïsoleerde fragmenten op een onverwachte manier worden samengebracht. Strakke en rigide typologieën gaan een confrontatie aan met amorfe en speelse vormen. Casaers sterke interesse voor de fysieke eigenschappen van materialen valt op, zowel hun feitelijke karakter als hun stoffelijke kwaliteiten. Vergankelijke objecten worden hertaald naar nieuwe, solide materiële verschijningsvormen. Beeldhouwkunstige principes worden daarbij breed geformuleerd, aangezien in de creatie ook ruimte is voor processen die aan de controle van de kunstenaar ontsnappen, zoals slijtage, verval, erosie of degeneratie. De kunstenaar legt objecten of sculpturale fragmenten even opzij, laat ze rondslingeren in het atelier en zet ze op een later tijdstip in. Of hij bewaart ze in de openlucht, waar ze onderhevig zijn aan de invloed van wind en regen. Soms illustreren beeldfragmenten hun autonome karakter ten volle, net zoals begrijpbare klankeenheden, maar evengoed manifesteren ze zich als lettergrepen die op zichzelf zonder betekenis zijn, bijkomende context behoeven en verder dienen te worden gecomplementeerd. Zowel deze afzonderlijke fragmenten van het werk als hun groter geheel, de assemblages en de ruimtelijke installaties die eruit voortvloeien, getuigen van de geestdriftige behoefte van de kunstenaar tot transformatie. Ieder detail is het resultaat van een nadrukkelijke sculpturale denkwijze die zich continu blijft ontwikkelen, tot het werk definitief gestalte krijgt in de tentoonstellingsruimte. In het maakproces herkennen we een ontologisch spel waarin het betekenisniveau van de objecten continu verschuift. De werkplaats functioneert daarbij als een denkruimte, een unieke tijdruimtelijke context waarbinnen vormen worden gearticuleerd in relatie tot elkaar en de omgeving.
De kunstenaar koestert het isolement en de ontwikkelingsgang in zijn atelier, dat een cruciale schakel vormt in zijn artistieke praktijk. Het atelier is dé plek waar objecten, fragmenten en beeldcomponenten samensmelten tot sculpturen, waarna ze worden gekneed tot ensembles en in nieuwe constellaties worden samengebracht. Het werk krijgt zo betekenis binnen verschillende chronologische kaders: tijdens een langdurig proces van selectie en uitpuren, maar evengoed in de plotse ontdekking of in de kortstondige geste. Casaer zoekt nadrukkelijk de wisselwerking tussen sculptuur en ruimte op. De verhouding tussen het object zelf en zijn intrinsieke waarde, het onderlinge verband tussen de objecten, hun ruimtelijke verschijning en hun narratieve potentieel worden daarbij verder verkend. Om het intieme en authentieke karakter van het maakproces te vrijwaren zodra het werk naar de presentatieruimte verhuist en zich aan het publiek onthult, worden in het atelier verschillende ruimtelijke scenario’s beproefd. De installaties ontwikkelen zich zo verder tot een precies, goed afgewogen coherent geheel, dat in de tentoonstellingszalen expliciet zijn plaats opeist en de ruimtelijke karakteristieken ten volle benut. Daarop kan zich een narratief spel ontwikkelen, waarvan de toeschouwer deelgenoot wordt, en kunnen zich in deze door de kunstenaar meticuleus uitgestippelde scenografie nieuwe verbanden ontvouwen. In deze finale fase van receptie introduceert elke nieuwe lezing van het werk een potentieel nieuwe betekenis.
De beelden van Casaer spreken aan door hun herkenbaarheid en grote toegankelijkheid, maar ook door de wijze waarop ze bij een grondigere lezing het onderscheidingsvermogen van de toeschouwer lijken uit te dagen, doordat ze door hun materiële verschijning uitdrukking geven aan een complexe en deels onbevattelijke werkelijkheid, en een transcendente beleving toelaten. De werken suggereren een gebied dat voorbijgaat aan ons uitdrukkingsvermogen en proberen invulling te geven aan nieuwe verbanden tussen beeld en betekenis, waarbij de schijnbare referentie aan de werkelijkheid een metafysische dimensie niet kan verhullen. Paul Casaer stelt ons een beeldende tussenzone voor, waar allerlei boeiende tegenstellingen ontstaan en die zich situeert op de wankele grens tussen objectieve weergave en poëtische vorm.
DINGE AN SICH (EN)
Wim Waelput
Words are empty receptacles that are charged with meaning. They serve as messengers. In themselves, they bear no value. They are only useful when an author wants to convey an idea or message, and they are bound by rules and a strict framework of understanding. They are weighed carefully in order for the author to formulate things clearly and logically, driven by a line of reasoning. Vocabulary and grammar are not the only means at play – we understand language, which includes signs, to be an integral system that enables us to convey a message, to communicate. Paul Casaer’s work can be understood according to a similar linguistic logic, whereby meaning arises from the interaction between the object and the separate elements a work is composed of – its signs, if you like – from their mutual relationship and the way in which they come across, receptively speaking. It is a semiotic process that relies on a continuous interaction between the object and the knowledge that is formed around it. Sometimes, however, we experience the limitations of linguistic possibilities, realising that some things cannot be “put into words”, that there is a realm beyond our expressive abilities. This is the complex area of tension in which Casaer develops his art. He creates a space for himself within which his work, which does not tolerate any univocal interpretation, acquires its full meaning by the way it is created, and by the way it appears to the viewer.
Casaer’s sculptures and spatial installations are the result of an intuitive yet resolute practice, in which individually selected fragments and objects are brought together in a strictly non-hierarchical manner. They are the reflection of his impressions of the tangible reality around him. The artist opts for recognisable, ordinary objects, using them as elements of a larger whole. When choosing the objects, their representative character is ignored. Preference is given to forms with symbolic resonance: peacock feathers, image and information mediums, moulds and ropes, bells, support structures, barriers, etc. These are elements that conjure up imaginative realms beyond the intrinsic value of the object. By placing the elements in a broader artistic context, a complex game is created in which the existing meaning is neutralised in place of a new one. It is this very way of bringing things together that makes up the core of Casaer’s artistic practice: the conceptual starting points and the artistic production process form a unity; they have grown together.
The work of Casaer, which finds expression in a reduced and aesthetic visual language, and steers between cool objectivity and subjective intensity, is given shape explicitly in the privacy of the studio. The creative process is a meticulous and patient combination of selection, addition and omission, in which sculpted elements and isolated fragments are brought together in an unexpected way. Tight and rigid typologies are faced with amorphous and playful forms. Casaer’s keen interest in the physical properties of materials catches the eye, both in their actual character and their material qualities. Transient objects are translated into new, solid material manifestations. Sculptural principles are understood in a rather broad sense, as there is also room for processes that are beyond the artist’s control, such as wear and tear, decay, erosion, and degeneration. The artist puts objects or sculptural fragments aside, leaving them lying about in the studio for later use. Or he leaves them in the open air, where they are subject to the elements. Sometimes image fragments illustrate their autonomous character fully as understandable sound units, at other times they manifest themselves as meaningless syllables that need additional context and are yet to be completed. Both the individual fragments of the work and the larger whole – the assemblages and resulting spatial installations – bear witness to the artist’s passionate need for transformation. Every detail is the result of an expressly sculptural way of thinking that keeps developing until the work finds its final shape in the exhibition space. The creative process appears to be an ontological game in which the meaning of the objects is constantly shifting. The studio is a space for thinking, a unique spatio-temporal context in which forms are articulated in relation to each other and their surroundings.
The artist cherishes the isolation and evolution of his studio, which forms a vital link in his artistic practice. The studio is the place where objects, fragments and image components melt together into sculptures, after which they are moulded into ensembles and brought together in new constellations. The work thus acquires meaning within various chronological frameworks: a long process of selection and distillation, sudden discoveries and ephemeral gestures. Casaer expressly seeks out the interaction between sculpture and space, exploring the relationship between the object itself and its intrinsic value, the mutual relationship between the objects, their spatial appearance, and narrative potential. In order to protect the intimate and authentic character of the creative process once the work has been moved to the exhibition space and revealed to the public, various spatial scenarios are tested in the studio. In this way, the installations develop into precise, well-balanced and coherent wholes that explicitly claim their place in the exhibition room, making full use of its spatial characteristics. Then, a narrative game develops in which the spectator takes part, and new relationships unfold in the meticulously planned scenography. In the final phase, that of the work’s reception, each new reading of the work introduces a potentially new meaning.
Casaer’s images appeal to us for their recognisability and accessibility, but also for the way in which they seem to challenge the spectator’s power of discernment, because their material appearance expresses a complex and partly incomprehensible reality and allows for a transcendental experience. The works suggest a realm beyond our expressive abilities and try to give substance to new links between image and meaning, the apparent reference to reality being unable to conceal a metaphysical dimension. Paul Casaer presents us with a visual interzone, where all sorts of fascinating contrasts arise, and which is situated on the precarious boundary between objective representation and poetic form.